Geluisterd: THE BLACK KEYS – Delta Kream

Tekst – Jan Donkers

Wat is er heerlijker dan, na een overladen week met muziek die eigenlijk geen muziek mag heten maar wel de naam Songfestival meent te mogen dragen, een nieuw album van The Black Keys loeihard op de speakers te zetten? En wat voor plaat! Dat Black Keys Dan Auerbach en Patrick Carney (beiden uit Ohio, mind you) de rauwe North Mississippi blues hoog in hun vaandel hadden wisten kenners van hun repertoire. Al op hun debuutalbum The Big Come Up (2002) speelden ze cover-versies van R.L Burnside’s Busted en Junior Kimbrough’s Do the romp en ook op hun latere platen is hun voorliefde voor het genre te horen. En bovendien leverden ze een memorabele bijdrage aan de geheel door deze muziek gedragen film Black Snake Moan.

Intussen hebben ze een superstar-status bereikt (hun laatste album Let’s Rock was een wereldwijd succes, ze verwierven zes Grammy Awards en ze hebben opgetreden op alle grote festivals van de hele wereld) maar dat wat hun de liefde voor muziek in eerste instantie bijbracht, zijn ze niet vergeten En toch is hun nieuwe, tiende album Delta Kream een verrassing: hij is namelijk geheel gevuld met de meest ongepolijste blues van Mississippi en hoofdzakelijk te beschouwen als eerbetoon aan Burnside en Kimbrough.

Enige historische uitleg is misschien niet overbodig. Begin jaren negentig startte de (blanke) Matthew Johnson het Fat Possum label, met als doel enkele blues-muzikanten uit de vergetelheid te halen. Stokoude mannen merendeels, die, zoals Sander Donkers schrijft in zijn boek Lipstick Sunset, ‘hún blues spelen, die rammelt en kraakt, en zich niet stoort aan een valse gitaar of aan het keurslijf van het twaalfmatenschema.’ Hij bracht opnamen uit van de twee bovengenoemden maar ook van T. Model Ford, Cedell Davis en anderen. Blues van messentrekkers, dronkelappen en moordenaars, blues die niets te maken heeft met Robert Cray of Freddie King; niet voor niets gaf Johnson een compilatie-cd die hij uitbracht de titel Not The Same Old Blues Crap.

Zeven van de elf nummers op deze plaat van de Black Keys zijn van Kimbrough en Burnside maar belangrijk voor de sound is de aanwezigheid van twee nog levende vaste begeleiders van deze giganten, bassist Eric Deaton en gitarist Kenny Brown. En het in twee middagen (!), zonder repeteren opgenomen album mag dan zwaar leunen op het repertoire van Kimbrough en Burnside, er is ook een eerbetoon aan eerdere en succesvoller bluesmuzikanten uit de staat, zoals John Lee Hooker en Mississippi Fred McDowell.

Eigenlijk is de titel van de plaat (Delta Kream) niet echt helemaal goed gekozen. De blues van de Fat Possum – mannen komt niet uit de Mississippi Delta, de geboortestreek van de traditionele blues, maar uit de Hill Country van North Mississippi, dichter bij de grens met Tennessee. Maar wat geeft het? Het loeit en siddert als in het beste werk van hun voorbeelden. De gitaarduels tussen Auerbach en Brown zijn opwindend en gedreven (Coal Black Mattie!), en het langzame Come on and go with me ademt de sfeer van het schrale landschap van Mississippi, hypnotiserend en spookachtig. Prachtplaat.
CD The Black Keys – Delta Kream – Nonesuch E 18,99